Przeczytaj dialogi, a następnie połącz je z odpowiednimi zdjęciami

Transkrypt

Przeczytaj dialogi, a następnie połącz je z odpowiednimi zdjęciami
LICZBY I CZAS
2.6
Przeczytaj dialogi, a następnie połącz je z odpowiednimi zdjęciami.
b
a
c
d
1. - Dag! Kunt u me zeggen hoe laat het is?
- Natuurlijk, het is half drie.
- Dank u wel!
- Geen probleem. Dag!
- Dag!
2. - Meneer van Straat, kunnen wij voor vrijdag een afspraak maken?
- Het spijt me, maar dat gaat niet lukken, meneer Klein. Ik heb op
vrijdag al afspraken met drie klanten.
- Wat komt u dan goed uit?
- Ik ben vrij op donderdag. Schikt u dat?
- Ja, dat is perfect.
3. - Wat hou ik toch van de zomer. En jij, Koen?
strand wandelen.
- Ik ook, Anna. Dan kunnen we lekker in zee zwemmen en op het
is zo lekker
- Het is echt lekker om de zomer op het strand door te brengen. Het
warm en er is geen school.
- Het is een schitterend seizoen!
4. - Sara, hoe lang heb jij geleerd?
- Ik heb drie dagen geleerd, van maandag tot woensdag. En jij Jan?
- Ik ga vandaag beginnen.
- Maar het examen is morgen al!
- Kun jij me dan helpen met de oefeningen, Sara?
- Natuurlijk, maar we hebben niet veel tijd meer.
1. ........ 2. ........ 3. ........ 4. ........
2.7
Po przeczytaniu dialogów z ćwiczenia 2.6 zdecyduj, czy poniższe zdania
są prawdziwe (Juist) czy fałszywe (Fout).
16
1. Meneer Klein en meneer van Straat zien elkaar op maandag.
J/F
2. In de zomer gaan Anna en Koen zwemmen en hoeven ze niet naar school.
J/F
3. Maarten heeft morgen een examen.
J/F
4. Sara heeft van woensdag tot vrijdag geleerd.
J/F
Niderlandzki w ćwiczeniach
niderlandzki_MK.indd 16
2010-07-08 10:11:40
LICZBY I CZAS
2.8
Uzupełnij zdania odpowiednimi wyrazami z ramki.
in / om / in / vroeg / tot / van / laat / op / in / op
1. Ik was vandaag te ................................... op kantoor. Morgen moet ik vroeger opstaan.
2. Elke dag staan wij ................................... 7 uur op.
3. ................................... het weekend breng ik tijd door met mijn familie.
4. Van maandag ................................... vrijdag gaan de kinderen naar school.
5. Maarten werkt ................................... kantoor.
6. ................................... de zomer zwemmen mensen graag.
7. ................................... december wordt het koud.
8. ................................... maandag moet ik met mijn werk
beginnen.
9. ................................... 9 tot 17 uur moet ik werken.
10. Sara is vandaag te ................................... . Zij kon
niet slapen.
y
Cz
s z,
wie
że...
•
Holendrzy
niezwykle hucznie świętują swoje 50-te urodziny.
Wydawane jest wówczas ogromne przyjęcie, na które zaprasza się
rodzinę i przyjaciół.
• W Holandii ludzie świętują wigilię Dnia
Świętego Mikołaja (Sinterklaasavond),
która przypada 5 grudnia. Rodziny
spotykają się wówczas, a dzieci
dostają prezenty.
2.9
Uzupełnij tabelkę nazwami liczebników głównych i porządkowych.
1
een
eerste
2
3
4
5
6
7
8
9
10
www.jezykiobce.pl
niderlandzki_MK.indd 17
Niderlandzki w ćwiczeniach
17
2010-07-08 10:11:40